Het NIOD-rapport vermijdt het woord genocide om de situatie in Bosnië te beschrijven. Na eerdere kritiek van historici, vorige week, analyseert Erna Rijsdijk waarom dat een wereld van verschil heeft gemaakt bij het antwoord op de vraag naar het falen van Nederland.
Dankzij het NIOD-rapport is het kabinet te laat gestruikeld over de verkeerde steen. Kok en het kabinet erkennen medeverantwoordelijkheid aan het drama Srebrenica, maar - in lijn met de conclusies van het NIOD - niet omdat in 1993 de aard van de oorlog als genocide miskend zou zijn. Het zenden van de peacekeepers op 'neutrale humanitaire' basis kan daardoor onterecht uitgelegd worden als een falend beleid van 'goede bedoelingen'.
Het NIOD doet het voorkomen alsof het de onderzoeksresultaten op apolitieke, of, in professor Blom's woorden, 'verklarend, analytische' wijze ter beoordeling aan de regering heeft voorgelegd. Alsof de werkelijkheid beschreven zou kunnen worden los van de ideeën die men daarover heeft. Deze houding is terug te vinden in het gebruik van het gedicht van Remco Campert als motto voorin het NIOD-rapport:
'Een tijd van moorden en verduistering van moorden wat ligt er achter het rookgordijn achter de vuilgehouden ramen'
De NIOD-onderzoekers stellen zich kennelijk voor dat zij volgens wetenschappelijk recept het rookgordijn verwijderd en de ruiten gewassen hebben, zodat iedereen een duidelijk en helder beeld krijgt van het geweld in Srebrenica. Op grond van deze historische werkelijkheid zou men vervolgens politiek kunnen oordelen. Wat het NIOD 'vergeet' uit te leggen, is dat elke reconstructie ook het raamwerk creëert waardoor het überhaupt mogelijk wordt om betekenis te geven aan de gebeurtenissen. Van groot belang zijn de termen waarin men Srebrenica formuleert.
De onderzoekers hebben hun raam ijverig gepoetst. Met de zesduizend pagina's onderzoeksrapportage krijgt het werk bijna encyclopedische dimensies. Maar al zou men een miljoen pagina's geschreven hebben, er valt niet aan het probleem te ontkomen dat de betekenis van Srebrenica zich niet rechtsreeks laat aflezen uit een veelheid van feiten. In tegendeel.
Net zo min als men de aard van een feestje kan beschrijven door simpelweg op te sommen wie er aanwezig waren, kunnen de gebeurtenissen in Srebrenica betekenis krijgen zonder de verhaallijn die ook de NIOD-onderzoekers erin hebben aangebracht. Wat we zien als relevante feiten en wat niet, hangt af van de 'plot' van het verhaal. Daders en politiek verantwoordelijken kunnen we pas aanwijzen als we een idee hebben over de aard van de daad en niet andersom. Geschiedschrijving is onontkoombaar politiek.
De onderzoekers hebben ervoor gekozen om de oorlog in de veronderstelde neutrale termen van 'strijdende partijen' en 'humanitaire hulpverlening' te duiden. Srebrenica was een 'gewelddadige ontsporing' in een 'complexe' Balkan-oorlog. De 'emotionalisering' van het internationale debat en de ambities van de Nederlandse politiek worden aangewezen als hoofdprobleem van de mislukte missie. Dit raamwerk kan eigenlijk alleen leiden tot de vraag waarom we ons niet 'rationeel' afzijdig hebben gehouden.
Als het NIOD andere termen had gebruikt, dan zouden we nu wellicht ook andere vragen aan politici en andere betrokkenen hebben gesteld. Zonder dat we hoeven te verdoezelen dat er door alle partijen geweld is gepleegd, kan er ook op grond van de door het NIOD aangevoerde gegevens worden gesproken over een Servische agressieoorlog. De schaal waarop de misdaden werden gepleegd, de organisatie en systematiek waarmee ze werden uitgevoerd, komt overeen met de geest en de inhoud van de misdaden zoals die beschreven zijn in de Genocide Conventie. Desalniettemin wordt consequent gesproken over de 'strijdende partijen'.
Uit de benadering van het NIOD valt af te leiden dat ze het begrip 'genocide' liever niet gebruiken, omdat het te onduidelijk zou zijn en teveel gepolitiseerd. Kennelijk is men zich er niet bewust van dat dit precies hetzelfde argument is waarmee vele leden van de internationale gemeenschap het bewuste 'g-woord' wisten te vermijden om hun afzijdigheid voort te zetten. Het begrip 'strijdende partijen' is dus net zo goed gepolitiseerd.
Het maakt een wereld van verschil of we de situatie die de Dutchbatters in 1994 in Bosnië aantroffen als een humanitair probleem benoemen of als een genocidale oorlog. De ook door Nederland onderschreven Genocide Conventie bepaalt namelijk dat de lidstaten dan de plicht hebben om genocide te voorkomen en te bestraffen, zelfs als er nog slechts een vermoeden bestaat. Als het NIOD het verhaal in termen van genocide had geschetst, zouden de schijnwerpers nu ook op die dimensie van het falen van Nederland en de internationale gemeenschap zijn gericht.
Vanuit dit alternatieve perspectief is het nogal obscuur om de vraag te stellen waarom Nederland geprobeerd heeft om 'iets' te doen. Integendeel, het dwingt ons de vraag te stellen waarom de emoties niet veel hoger zijn opgelaaid, en onze ambities niet veel verder gereikt hebben dan het 'managen' van een 'humanitaire ramp'. Vanuit dit kader kunnen we iedereen die in een positie was om iets aan de situatie in Srebrenica te veranderen ter verantwoording roepen voor het niet onderkennen van de aard van het geweld in Bosnië. Het zou tevens een ander licht hebben geworpen op de protesten van met name Hoekema (D66), De Hoop Scheffer (CDA) en Blaauw (VVD) tegen Pronk's verklaring dat er sprake was van genocide (ook pas) na de val van Srebrenica in 1995. En, last but not least, zou het de aandacht richten op de onmogelijkheid van een neutrale houding ten opzichte van de (on)menselijkheid. Het kabinet had moeten vallen, omdat men, tegen beter weten in, met een 'neutrale humanitaire' uitzending naar Srebrenica de aard van de oorlog heeft miskend.
Of het nou om de wetenschap gaat, om VN-peacekeeping, de individuele Dutchbatter, of om verantwoordelijkheid voor onze naasten, niemand zou zich mogen verschuilen achter het masker van de neutraliteit. Goed en kwaad hoeven niet verabsoluteerd te worden om te beseffen dat een wit pak, een blauwe helm of een academische zetel ons niet boven het strijdgewoel in deze wereld verheft. We maken er nou eenmaal deel vanuit en er rest ons niets anders dan op zelfbewuste, weloverwogen en verantwoorde wijze blijk te geven van het feit dat we positie kiezen.